MF/HF maritieme communicatieVan oudsher worden de kortegolf (HF; 3 -3 30 MHz) en de middengolf (MF; 300 kHz - 3 MHz) gebruikt voor de communicatie met schepen op zee. In de begindagen was dat alleen mogelijk met morse telegrafie. Sinds de 1930-er jaren is ook radiotelefonie mogelijk. Middengolfzenders heben een beperkt bereikt tot maximaal 150 zeemijl. De kortegolf wordt gebruikt omdat de radiosignalen op deze frequenties door de ionosfeer worden gereflecteerd. Dit maakt het mogelijk om met een relatief bescheiden vermogen (100 W) wereldwijd te communiceren. De samenstelling en daarmee de reflectie van de ionosfeer varieert echter onder invloed van de zon. Hierdoor is de kwaliteit van de ontvangst matig en varieert de te gebruiken frequentie met het tijdstip van de dag. Om deze reden zijn er een aantal frequentiebanden in de HF in gebruik voor maritieme radiocommunicatie. De volgende MF en HF frequentiebanden worden gebruikt voor maritieme radiocommunicatie:
Op deze frequentiebanden wordt gebruik gemaakt van single sideband (SSB). Dit is een vorm van amplitudemodulatie (AM) waarbij een zijband wordt onderdrukt. Hierdoor is een kleinere bandbreedte nodig voor SSB (ongeveer 3,5 kHz) dan voor AM (8 kHz). Bij maritieme communicatie wordt alleen de bovenzijband (upper sideband) uitgezonden. De uitgezonden frequenties liggen dan ook boven de (onderdrukte) draaggolffrequentie. In deze frequentiebanden zijn aparte frequenties gedefinieerd voor de communicatie van schepen met de kuststations, voor schepen onderling, voor radiotelex, voor noodoproepen via DSC en voor noodoproepen via de radiotelefoon of telex. Alle moderne maritieme radiostations werken tegenwoordig met DSC. Dit is een systeem waarmee individueel contact kan worden gelegd met een schip of kuststation. Hiervoor zijn aparte kanalen gedefineerd waarover het schip of het kuststation kan worden aangeroepen. Een overzicht van de noodfrequenties en de DSC aanroepfrequenties staat in een aparte tabel. |
||||||||
|
||||||||
© Peter Anker, Gids in Frequentieland. |