Overige eisenBehalve tav de apparatuur die een schip aan boord moet hebben, stelt GMDSS ook nog een aantal andere eisen. OnderhoudBehalve aan de apparatuur zelf worden er ook eisen gesteld aan het onderhoud daarvan. De GMDSS regelgeving bevat 3 onderhoudsmethoden:
Schepen die alleen in zeegebied A1 en A2 komen, kunnen volstaan met één van bovenstaande methodes. Schepen die buiten deze zeegebieden komen, moeten 2 van bovenstaande methodes gebruiken. In de praktijk kiezen alle schepen die de zeegebieden A1 en A2 niet verlaten, voor onderhoud op het land. Schepen die daarbuiten komen, kiezen daar in veruit de meeste gevallen ook voor plus reserve-apparatuur. Schepen die buiten zeegebied A1 en A2 varen, moeten de volgende reserveapparatuur aan boord hebben:
EN
NoodstroomGMDSS apparatuur moet naast de normale scheepsgenerator ook via batterijen en eventueel via een noodgenerator van stroom kunnen worden voorzien. Indien een noodgenerator aanwezig is moet er voldoende batterijen aanwezig zijn voor 1 uur en anders voor 6 uur werking. De overgang op de noodstroomvoorziening mag niet merkbaar zijn.
Behalve aan de apparatuur, worden er ook eisen gesteld aan het personeel. Voor de bediening van een MF/HF radio met DSC is een "Algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie" (Marcom A) nodig. Indien alleen in zeegebied A1 wordt gevaren kan worden volstaan met een "Beperkt certificaat maritieme Radiocommunicatie" (Marcom-B). In het Engels worden dit het General Operators Certificate (GOC) en het Restricted Operators Certificate (ROC) genoemd. Deze examens kunnen pas worden afgelegd, als het basiscertificaat marifonie is gehaald. |
||||
|
||||
© Peter Anker, Gids in Frequentieland. |