Opkomst mobiele communicatie

Auto met zend-ontvanger, circa 1936
Een auto met zend-ontvanger, circa 19361.
In 1934 begint het radiolaboratorium van de PTT te experimenteren met de bouw van een 'kleine', verplaatsbare zend-ontvanger. De eerste proeven worden genomen met een radioverbinding op de korte golf in het gebied van 60-70 Megahertz. De antenne die hierbij gebruikt werd, was ‘ slechts' 1 meter lang.

De zend-ontvangers werden ingebouwd in de peilauto´s van de Radiocontroledienst (RCD), onderdeel van het staatsbedrijf der PTT. Deze peilauto´s werden gebruikt om illegale zenders op te sporen. Bij het uitpeilen is het nodig om gebruik te maken van meerdere auto´s die vanaf verschillende locaties de illegale zender uitpeilen. De zend-ontvanger werd gebruikt voor de communicatie tussen de peilauto´s. Tot die tijd was de communicatie beperkt tot het gebruik van een vaste telefoon op gezette tijden, waarbij men veelal was aangewezen op de medewerking van particulieren.

Dit voorbeeld werd al snel door anderen gevolgd. Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 zijn ca. 150 stuks verkocht aan politie, brandweer, geneeskundige diensten en elektriciteitsbedrijven. Op enkele stuks na worden alle installaties door de Duitsers geconfisqueerd.

Een mobilofoon van NSF uit 19391.
Deze eerste vorm van mobiele communicatie ter land kreeg de toepasselijke naam mobilofonie. Deze mobilofoon was echter nog vrij groot en moest worden ingebouwd in de auto, bijvoorbeeld achter de stoel van de bijrijder. Om een gesprek te voeren met een andere mobilofoon of een abonnee van het vaste telefoonnet moest de hulp van een telefoniste ingeroepen worden.

De grote doorbraak kwam na de oorlog met de grootschalige introductie van de gesloten mobilofoonnnetten bij bedrijven en de ingebruikname van het eerste openbare mobilofoonnet.

Gesloten mobilofoonnetten

De eerste mobilofoonnetten waren in gebruik bij gesloten gebruikersgroepen. Na de oorlog steeg het aantal gesloten mobilofoonnetten gestaag. De grootste gebruikers waren, en zijn, instanties als de politie, brandweer, taxi-ondernemingen en openbaar vervoerbedrijven. Deze abonnees beschikten over één of meer vaste posten en een aantal mobiele stations. Ook werden draagbare zend/ontvangers (portofoons) gebruikt. De reikwijdte van een portofoon is echter veel kleiner. De mobilofoons zijn binnen een straal van circa 15 km rond de centrale post bereikbaar, de portofoon binnen een straal van circa 5 km.

In deze markt zijn een groot aantal bedrijven actief. In 1979 waren er meer dan 2000 verschillende netten met ongeveer 33000 mobiele installaties. In 1980 werd er begonnen met de inrichting van het grootste gesloten mobilofoonnet van ons land ten behoeve van het streekvervoer. Hierbij waren 100 vaste zend/ontvanginstallatie en ongeveer 4500 autobussen betrokken. Later is dit net vervangen en uitgebeid tot een net voor zowel streek- als stadsvervoer onder de naam Combonet.

Openbare mobilofoonnetten

Het duurde tot 1949 voordat de PTT een openbaar mobilofoonnet introduceerde. Dit Openbaar Landelijk (mobilofoon)Net kan worden beschouwd als de voorloper van het autotelefoonnet. Het OLN bestond in eerste instantie uit een tiental zend/ontvanginstallaties in het midden van het land. Later werd dit net uitgebreid. In 1951 was het landelijk dekkende net voltooid. Dit werd gevormd door 35 zend/ontvanginstallaties die in de 80 MHz band werkten. Hiermee werd het mogelijk om contact te leggen met het 'vaste' telefoonnet. Tijdens de watersnoodramp in 1953 heeft dit net zeer goede diensten bewezen. Het OLN had echter een aantal grote bezwaren:

  • Gesprekken moesten bij een telefoniste worden aangevraagd.
  • De verbinding was half duplex; de overgang van spreken naar ontvangen moest daarom worden aangekondigd met het woord 'over'.
  • De afstemming op het dichtstbijzijnde basisstation moest de gebruiker handmatig instellen.
  • De telefoonabonnee die de mobiele abonnee op wilde bellen, diende te weten bij welk basisstation de mobiele abonnee zich bevond.

Ondanks al deze bezwaren is dit net tot 1986 in dienst geweest. Het maximale aantal gebruikers van circa 2500 werd eind jaren zeventig bereikt.


1© Museum voor Communicatie.

Terug naar boven.

 
© Peter Anker, Gids in Frequentieland.