Apparatuureisen GMDSS

GMDSS zorgt ervoor dat een schip in nood een alarm kan geven via verschillende radiosystemen. Deze systemen zijn zo ontworpen dat het noodsignaal met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid kan worden ontvangen door de reddingsauthoriteiten aan land (in Nederland de kustwacht) en/of door andere schepen in de buurt. Apparatuur moet simpel te bedienen zijn en noodsignalen moeten kunnen worden gegeven vanaf het punt waar het schip bestuurd wordt (normalitair de brug). Daarnaast moeten ook de noodbakens (EPIRB) daar zijn geïnstalleerd of kunnen worden geactiveerd.

GMDSS zit zo in elkaar dat er een minimum set aan apparatuur verplicht wordt gesteld en daar komt nog apparatuur bij naarmate het schip verder uit de kust operationeel is. Hiertoe is de zee verdeeld in een aantal zeegebieden. De GMDSS regelgeving is erg complex. Hieronder wordt een verkorte beschrijving gegeven van de apparatuureisen.


Minimum set aan apparatuur

Ieder schip dat onder GMDSS valt, moet in ieder geval de volgende set aan apparatuur aan boord hebben: VHF radio met DSC

  • Een VHF radio (marifoon) die geschikt is voor DSC,
    de radio moet een DSC-noodsignaal kunnen uitzenden op kanaal 70, en radiotelefonie op de volgende kanalen ondersteunen.
    • Kanaal 6 (156,3 MHz): Kanaal voor veiligheidsverkeer tussen schepen2.
    • Kanaal 13 (156,65 MHz): Kanaal voor navigatieverkeer tussen de stuurlui aan boord van schepen2.
    • Kanaal 16 (156,8 MHz): Het kanaal voor noodverkeer, veiligheidsverkeer en oproepen1,2. Na een oproep moet op een ander gesprekskanaal worden verder gegaan.
  • Eén SART voor schepen onder de 500 GRT3 en 2 SARTs voor schepen boven de 500 GRT.
  • Twee draagbare VHF portofoons voor in de reddingsboten als het schip kleiner is dan 500 GRT en drie voor schepen die groter zijn.
  • Een NAVTEX ontvanger, als het schip in gebieden vaart waar in een NAVTEX dienst is voorzien.
  • Een Inmarsat-C EGC satellietontvanger, als het schip in gebieden vaart waar de Inmarsat satelliet ontvangst mogelijk is en de maritieme veiligheidsinformatie (MSI) niet via de NAVTEX of HF NBDP kan worden ontvangen4.
  • Een 406 MHz EPIRB

1Tot 2005 was het nodig dat kanaal 16 werd uitgeluisterd voor noodberichten. Door de beschikking over DSC is dit tegenwoordig niet meer nodig.
2Dit kanaal mag niet voor normale communicatie worden gebruikt.
3GRT staat voor Gross Tonnage. Dit is een maatgeving voor schepen die per 18 juli 1994 van kracht is voor alle koopvaardijschepen, op basis van het internationale Uniform Tonnage Measurement System. Het Gross Tonnage wordt met name bepaald door het volume in kubieke meters van alle ingesloten ruimten in het schip.
4 In praktijk komt dit er op neer dat de alle schepen die in zeegebieden A3 of A4 varen een Inmarsat C station aan boord moeten hebben.

Zeegebied A1

Ieder schip dat alleen in zeegebied A1 vaart moet beschikken over de minimum set aan apparatuur. Een 406 MHz EPIRB is niet verplicht. De VHF DSC radio kan de alarmering verzorgen.

Zeegebied A2

Ieder schip dat voorbij zeegebied A1 vaart, maar binnen zeegebied A2 blijft moet de beschikking hebben over de minimum set plus:

  • Een MF radio voorzien van DSC op de 2187.5 kHz en radiotelefonie op de 2182 kHz,
    het DSC kanaal 2187,5 kHz moet automatisch worden uitgeluisterd1;
  • Een HF radio voor de maritieme banden (tussen de 1605 en 27.500 kHz),
    geschikt voor radiotelefonie of direct-printing telegrafie1.

1In de praktijk zijn de MF en HF radio altijd gecombineerd in één apparaat.

Zeegebied A3

Schepen die in zeegebied A3 komen moeten de apparatuur aan boord hebben benodigd voor zeegebeid A2 en daarnaast nog aanvullende apparatuur. Daarbij kan worden gekozen uit HF apparatuur of een satellietstation om in de A3 gebieden de wal te bereiken. In de A3-zeegebieden moeten schepen dan ook aanvullend de beschikking hebben over:

  • Een Inmarsat scheepsstation,
    inclusief een EGC ontvanger voor de ontvangst van maritieme veiligheidsberichten (MSI),
  • OF
  • Een HF radio voorzien van DSC, die werk die automatisch de DSC kanalen 2187,5 kHz, 8414,5 kHz en minimaal één van de volgenden DSC noodkanalen: 4207,5 kHz, 6312 kHz, 12.577 kHz of 16.804,5 kHz; al deze noodkanalen moeten kunnen worden geselecteerd.
  • Een Inmarsat EGC ontvanger als in gebieden wordt gevaren waar de MSI informatie niet via NAVTEX of HF NBDP kan worden ontvangen.

Zeegebied A4

Schepen die in alle zeegebieden komen, inclusief zeegebied A4, hebben in dit A4 zeegebied niets aan een Inmarsat scheepsstation, omdat de satellieten hier geen dekking hebben. Deze schepen zijn dan ook vereist een MF/HF radio te hebben die voldoet aan de eisen van scheepsgebied A3, dus met DSC mogelijkheid voor de HF kanalen.

Apparatuur aan boord van reddingsboten

VHF portofoon

GMDSS is bedoeld om in noodsituaties goed te kunnen communiceren. Een aantal van de apparaten uit de minimumeis zijn dan ook speciaal bedoeld voor gebruik in reddingsboten. Dit zijn:

  • EPIRB,
  • SART,
  • VHF portofoon.

De VHF portofoon moet minimaal over kanaal 16 en één ander kanaal beschikken. Daarnaast moet de potofoon eenvoudig te bedienen zijn, kunnen worden bediend met handschoenen aan, en hij moet natuurlijk waterdicht zijn. Hij moet vijf minuten lang één meter onder water kunnen overleven.




Lees verder: Overige eisen »

Terug naar boven.

 
© Peter Anker, Gids in Frequentieland.